Contact

30 jaar Wet geluidhinder


Column

30 jaar Wet geluidhinder

Toen dertig jaar geleden het tijdschrift Geluid – onder de titel Geluid en Omgeving – voor het eerst verscheen, zag ook het conceptwetsontwerp van de Wet geluidhinder (Wgh) het licht. Nederland had gebruik gemaakt van ‘het voordeel van de achterstand’ en een regeling op geluidgebied tot stand gebracht die – ook in het buitenland – waardering afdwong. De Wet geluidhinder werd alom gezien als een voorbeeld voor de diverse nog tot stand te brengen sectorale milieuwetten. Met onder andere duidelijke koppelingen met de ruimtelijke ordening, met het principe van achtereenvolgende aanpak van bron, overdracht en dan pas de ontvanger en met in buitenlandse ogen strenge grenswaarden.

Integrale aanpak
De Wgh heette een integrale wet te zijn, onder andere door het leidende principe van maatregelen bij achtereenvolgens de bron, de overdracht en de ontvanger. Maar ook omdat de wet van toepassing was op bijna alle zogenaamde onpersoonlijke geluidsbronnen en tevens - spiegelbeeldig - stille gebieden moest gaan beschermen.
Twee van de belangrijkste geluidsbronnen – buren en luchtvaart – kwamen er echter in de eerste versie van de Wgh bekaaid vanaf.
Voor burger en militair luchtvaartlawaai was aparte wetgeving in de maak. Dat gold overigens ook voor het lawaai op de arbeidsplaats. Voor de aanpak van burenlawaai zouden er centrale geluidsisolatie-eisen voor woningen moeten komen. Verder zag de wetgever meer in voorlichting. Die taak nam de NSG op zich en voerde ruim vijftien jaar publiekscampagnes, met bekende motto’s als ‘Laten we zacht zijn voor elkaar’ en ‘Lawaai is geen leven’. Deze campagnes leverde de NSG grote bekendheid op, zelfs zodanig dat sommigen van mening waren dat de NSG speciaal was opgericht om burenlawaai via voorlichting aan te pakken.

Ambitieus
De gedachte om via voorlichting gedragsverandering teweeg te brengen bleek behoorlijk ambitieus. Ondanks jarenlang campagne voeren, werden slechts mondjesmaat meetbare resultaten geboekt waar het ging om gedragsverandering. Veel beter waren de resultaten op het vlak van kennis en attitude (geluidsbewuste houding).
Maar ook de Wgh bleek in de loop der jaren te ambitieus. Al snel kwamen de eerste wijzigingsvoorstellen om uitzonderingen (lees versoepelingen) mogelijk te maken. De invoering van begrippen als vervangende nieuwbouw en zeehavennormen vormden het begin van een reeks aanpassingen die de Wgh steeds verder uitkleedden én ingewikkelder maakten. Dat laatste wordt, vooral door niet-geluidsdeskundigen, als het grootste manco van de Wgh gezien.
Ook uit de gang van zaken in de afgelopen dertig jaar rond de sanering blijkt dat men in de zeventiger jaren erg ambitieus (of naïef?) was. Men dacht toen de saneringsoperatie in twintig jaar, dus nog voor het einde van de 20e eeuw af te ronden. Inmiddels weten we dat alleen al het afwerken van de zogenoemde A-lijst nog zeker tien jaar zal duren en dat de ‘C-lijst’ met de laatste wetswijzigingen in de prullenbak is beland. Gevreesd moet worden dat het restant van de zogenoemde B-lijst een zelfde lot is beschoren.

Je geld of geluid
Het geluidshinderbeleid van de rijksoverheid is een dankbaar onderwerp voor het schrijven van columns als deze. In de afgelopen dertig jaar heb ik daarom ook vele malen in dit soort columns aandacht besteed aan (voorgenomen) veranderingen in dat beleid. Omdat al die wijzigingen meestentijds versoepelingen inhielden, is in bedoelde columns vaak de vraag opgeworpen of we in de zeventiger jaren dan te ambitieus waren.
Een van deze columns (van juli 2003) droeg de titel ‘Je geld of geluid’. Daarmee werd de kern van het probleem weergegeven. In dertig jaar Wgh zijn immers diverse regeringen en Tweede Kamers – soms noodgedwongen – teruggedeinsd voor de financiële consequenties van een strikte uitvoering van de intenties van de oorspronkelijke Wet. Voorbeelden daarvan zijn het inmiddels gereduceerde en desondanks nog lang lopende saneringsprogramma, het ontstaan en vervolgens legaliseren van de zogenoemde handhavingsgaten en het stopzetten van succesvolle voorlichtingsacties voor de aanpak van burenlawaai. In de toekomst wachten ons nog de invoering van geluidsproductieplafonds en de herziening van het ‘normenhuis’. Beide leveren – al dan niet bedoeld – besparingen op, in die zin dat minder kosten gemaakt hoeven worden dan wanneer het beleid ongewijzigd zou blijven.

Positief geluid
Toch wil ik deze column niet in mineur afsluiten. De mijns inziens belangrijkste verdienste van dertig jaar Wgh is dat in al die jaren ten minste geen idiote geluidssituaties meer zijn gecreëerd zoals het Kleinpolderplein en het Coentunneltracé. De wetsartikelen die gelden in nieuwe situaties leveren nauwelijks of geen discussies op en lijken daarmee algemeen geaccepteerd.

Jan Kuiper,
directeur NSG