De NSG-Richtlijn laagfrequent geluid is vooral bedoeld om klachtenbehandelaars, m.n. akoestisch onderzoekers, een handvat te bieden om een klacht over laagfrequent geluid te kunnen objectiveren. De Richtlijn geeft daarom een criterium (referentiecurve) waaraan het resultaat van geluidsmetingen in woningen kan worden getoetst. Voor het gebruik van de referentiecurve is het niet altijd nodig alle onderdelen van de richtlijn onverkort toe te passen. Indien bron en omstandigheden geen punt van discussie zijn en de onderzoeker het geluid waarneemt, kan een aangepaste onderzoeksmethode worden gehanteerd.
De NSG-Richtlijn laagfrequent geluid is niet bedoeld om de bron van het geluid op te sporen, maar kan daarbij wel behulpzaam zijn.
De Richtlijn bevat drie onderdelen:
- Beoordeling
Vergelijking van het meetresultaat met de referentiecurve die als criterium dient om te constateren dat een laagfrequent geluid hoorbaar kan zijn. - Uitvoering
Een toelichting op de beoordelingswijze, met aandacht voor de klachtbehandeling en de uitvoering van metingen en analyse.
Bij de beoordeling van lage tonen, zoals die bijvoorbeeld bij disco- of house-muziek optreden, worden de gebruikelijke beoordelingsmethoden toegepast in het kader de Wet milieubeheer. Het zijn in dat geval lage tonen die door iedereen met een goed gehoor kunnen worden gehoord. De toonhoogten van dergelijke geluiden zijn dan ook hoger dan die van laagfrequent geluid, zoals gedefinieerd in de NSG-Richtlijn.
- Informatie
Bijlagen met aanvullende informatie over (hinder van) laagfrequent geluid, waarneming en apparatuur.
De NSG-Richtlijn laagfrequent geluid kunt u hier als pdf-bestand downloaden.