In geschillen tussen buren is grote behoefte om de geluidshinder die huisdieren veroorzaken objectief in beeld te brengen. De NSG heeft daarvoor een akoestische methode ontwikkeld.
In deze richtlijn wordt beschreven hoe dat zou kunnen voor de twee meest voorkomende huisdieren, t.w. honden en haanen.
Inleiding.
Samen met muziek en loopgeluid staan huisdieren in Nederland in de top-3 van bronnen van burenlawaai. De meeste hinder is afkomstig van honden. Dat heeft niet alleen te maken met het geluid maar ook met het grote aantal. Er zijn meer dan 2,2 miljoen honden in ons dichtbevolkte land. Die hinderhoofdrol neemt niet weg dat ook andere huisdieren flink harde of op z’n minst storende geluiden kunnen veroorzaken, zoals hanen, ganzen, (valk)parkieten, maar ook eenden, pauwen, duiven en zelfs blatende schapen. Het grote probleem is dat de brave beesten er zelf niets aan kunnen doen. Veel dieren maken geluid omdat het past in hun sociale gedrag. Hun geblaf, gekraai, gefluit, gekrijs of geblaat heeft betekenis voor soortgenoten, voor andere dieren en voor mensen. Sommige halen je uit je slaap, andere maken het onmogelijk om rustig in je tuin te zitten. Een haan moet nu eenmaal veelvuldig kraaien bij het krieken van de dag. Onder verschillende omstandigheden kan een hond maar blijven blaffen. De daarbij geproduceerde geluidniveaus zijn niet voor de poes. Een kraaiende haan of blaffende hond produceert op korte afstand al snel een niveau van meer dan 100 dB(A).
Download de Richtlijn (augustus 2019)
Download de publicatie Geluid van honden (Kluwer juni 2020)